Goed gesprek met mijn mentorklas
Ik zag het als een uitgelezen kans om het te hebben over grenzen en consent. Nadat ik het gesprek had ingeleid gebeurde er iets onverwachts. Al mijn leerlingen, die normaal gesproken fel konden discussiëren, waren het roerend met elkaar eens. Hun stellige overtuiging was dat als meisjes zich minder bloot zouden kleden, jongens zich beter zouden gedragen. Op protest van mijn kant reageerden leerlingen met beeldende beschrijvingen van metersdiepe inkijk en minuscule rokjes. “Echt niet normaal, mevrouw, je ziet gewoon alles.” Ondanks mijn wanhopige socratische vragen wilden de leerlingen niet wijken. Toen het mentoruur ten einde liep sloot ik af. “Ik wil toch echt benadrukken dat het nooit je eigen schuld is als je iets overkomt op seksueel gebied waar je niet op zit te wachten. Het maakt daarbij niet uit of je een lange rok draagt of het kleinste spijkerbroekje aller tijden.” De leerlingen keken sceptisch.
Toen ik na de les richting de lerarenkamer liep, bedacht ik me dat een aantal van mijn collega’s het waarschijnlijk eens waren met mijn mentorklas. Op de vmbo-school waar ik lesgaf keken de leraren niet bepaald uit naar warme zomerdagen. Elk jaar leidden de in hotpants gestoken meisjesbenen weer tot ergernis bij de leraren, die vreesden dat dit de jongens -of erger nog, mannelijke leraren- zou afleiden. Er waren op school geen officiële kledingvoorschriften, maar toch werden meisjes in de gang of in het klaslokaal aangesproken op hun outfits. Dit ging overigens vooral op voor de wat vollere meisjes, die al heupen en billen hadden die door het broekje benadrukt werden. Andere leraren zagen deze interventies van hun collega’s met lede ogen aan, maar durfden ze daar niet op aan te spreken.
Goede band tussen leraar en leerling voorwaarde voor een open gesprek
Niet zo gek dus, dat mijn leerlingen zulke behoudende ideeën hadden over seksueel overschrijdend gedrag. Ik voelde me in eerste instantie teleurgesteld dat hun perspectief zo lijnrecht tegenover die van mij stond, maar kon later dat gesprek met mijn mentorleerlingen op waarde schatten. Ik weet nu dat het niet mijn doel had moeten zijn om de klas te overtuigen, maar dat een echt open gesprek over dit soort thema’s belangrijk is voor de burgerschapsvorming van leerlingen. Het geeft ze namelijk de kans om hun ideeën te formuleren en te beargumenteren, en om kennis te maken met afwijkende perspectieven. Ik troost me met de gedachte dat ik een warme en respectvolle band had met deze klas. Uit onderzoek blijkt namelijk dat een goede band tussen leraar en leerlingen een belangrijke voorwaarde is voor een open gesprek over politieke en maatschappelijke issues in het klaslokaal. En als dat open gesprek gevoerd wordt op scholen, heeft dat een positief effect op onder meer het vertrouwen van leerlingen in het politieke systeem.
Burgerschap, gender en seksualiteit
Deze gebeurtenis in mijn mentorklas toonde mij dat we het binnen burgerschapsvorming vaker over gender en seksualiteit moeten hebben. Dat is niet alleen een persoonlijke aangelegenheid, maar heeft ook een politieke, maatschappelijke en sociale dimensie. Denk maar aan onderwerpen als de loonkloof, het groeiend draagvlak tegen abortus en strenge culturele definities van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Leerlingen willen hier maar al te graag over in gesprek. Dat zag ik bijvoorbeeld bij een vijftal kritische leerlingen uit Amsterdam-West. Zij volgden het burgerschapsprogramma Stadslab, waarbij leerlingen een maatschappelijk probleem leren onderzoeken en oplossen. In een gesprek over artikel 1 van de Grondwet viel ze op dat zij als islamitische meisjes veel minder vrijheid hadden dan hun broers en neven. Om op vakantie te gaan met vriendinnen, of om te experimenteren met seks en relaties. Niet eerlijk, vonden zij, dus organiseerden zij een dialoogavond voor ouders, leerlingen en leraren, waarbij dit thema vanuit alle perspectieven besproken werd. Een gemeenteraadslid van GroenLinks ging in gesprek met een orthodoxe imam, terwijl je in de zaal een speld had kunnen horen vallen. Leerlingen, leraren en ouders kregen zo de kans om hun impliciete vooroordelen en verwachtingen rondom gender en seksualiteit expliciet te maken en te bevragen. Laten we daar een voorbeeld aan nemen, door gender en seksualiteit centraal te stellen in burgerschapsvorming. Nog niet zeker hoe je dat kunt doen? Hier volgen een paar werkvormen die naar je eigen hand kunt zetten en kunt gebruiken in je les. ‘Echte mannen, echte vrouwen’ geeft een paar variaties van het gouwe ouwe stellingenspel en voorbeelden van prikkelende stellingen over dit thema. Met ‘Gender en seksualiteit in de Tweede Kamer’ gaan groepjes leerlingen onderzoeken welke standpunten politieke partijen hebben over gender en seksualiteit. En met ‘Change my mind’ gaan leerlingen – in navolging van een meme- hierover met elkaar in debat. Veel plezier!