Je kan het stuk voor stuk waardevolle zaken vinden. Toch hebben ze op zichzelf niets met burgerschap te maken. Ze zijn namelijk allemaal gericht op het eigen welzijn. We kunnen hoogstens met deze onderwerpen aan de slag, als we bijvoorbeeld vragen stellen als ‘waarom is gezonde voeding vaak duurder dan ongezonde voeding?’ en ‘waarom is het in Nederland relatief makkelijk om schulden te maken, en zo lastig om uit de schulden te komen?’
Het grijze gebied
Dan zijn er nog ondersteunende competenties en competentieonderdelen (kennis, vaardigheden en houdingen). Dat zijn zaken die handig of zelfs noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van burgerschapstaken, maar niet exclusief over burgerschap gaan. Samenwerken is een voorbeeld van zo’n competentie. Goed beschouwd kent samenwerken geen ethische kern – je kan zowel samenwerken om mensenrechten te verdedigen als om ze te ondermijnen. Een ethische kern is wel nodig om iets als burgerschapscompetentie te classificeren. Naast zulke interpersoonlijke competenties geldt dat overigens ook voor intrapersoonlijke eigenschappen, zoals zelfvertrouwen of zelfreflectie.
Meer fundamentele houdingen of disposities zijn zogenaamde intellectuele deugden of kritische denkvaardigheden. Die beschreven we in het vorige hoofdstuk. Deze zaken zijn van belang in het hele onderwijs – zonder deze uitgangspunten is het ook lastig om een economisch probleem goed te analyseren, bijvoorbeeld. Het voordeel is dan ook dat u in vrijwel ieder vak eraan kunt werken. Als u merkt dat in discussies over burgerschapsonderwerpen deze deugden ontbreken, zult u er speciaal aandacht aan moeten besteden. Want wanneer we het niet eens worden over de feiten, of niet naar elkaar luisteren, ontbreekt de basis voor goed onderwijs.
Daarom noemen we ondersteunende competenties een grijs gebied. Ze zijn in meer of mindere mate belangrijk, en soms zelfs noodzakelijk voor burgerschapsvorming, maar zijn geen exclusieve burgerschapscompetenties.
Wat zijn dan exclusief en alleen burgerschapscompetenties?
Competenties bestaan niet in het luchtledige. Ze bestaan uit kennis, vaardigheden en houdingen, en zijn vaak gerelateerd aan een onderwerp – daarover moet je onder andere specifieke kennis bezitten om competent te zijn. Burgerschapscompetenties hebben dan logischerwijs betrekking op de burgerschapsonderwerpen, zoals we die hierboven hebben gedefinieerd. Een veelgebruikte indeling van burgerschapscompetenties is onder leiding van Geert ten Dam ontwikkeld, en kent vier kerncompetenties (17):
- Democratisch handelen
- Maatschappelijk verantwoord handelen
- Omgaan met verschillen
- Omgaan met conflicten
Leerlingen zouden deze in sociale, maatschappelijke en politieke contexten kunnen toepassen. De indeling roept ook vragen op: je kan namelijk op veel verschillende manieren omgaan met conflicten of verschillen. Wat is een goede manier? Daar is over nagedacht door de ontwikkelaars van het instrument, maar het is niet gelijk evident. U kunt als school verduidelijken, bijvoorbeeld door een competentie of leerdoel nog explicieter op de functies van de democratische rechtsstaat te baseren. Dan wordt een competentie als ‘omgaan met conflicten’ bijvoorbeeld ‘het kunnen hanteren van conflicten op een zo vreedzaam en rechtvaardig mogelijke wijze’. Ook deze competenties kunnen we zowel in een sociale, maatschappelijke als politieke context toepassen.
U kunt ook uw eigen, concrete burgerschapscompetenties formuleren. En het is goed mogelijk om nog veel specifiekere en uitgebreidere burgerschapscompetenties en leerdoelen te formuleren. Dat hoeft niet per se in uw visie op burgerschapsonderwijs. Voor het ontwikkelen van een leerlijn kan het wel handig zijn – dat behandelen we in hoofdstuk 6.
Dit is een deel uit het Handboek Burgerschapsonderwijs. Wil je meer lezen? Download dan hier het handboek
Noten
(17) Ten Dam, G., Geijsel, F., Reumerman, R., & Ledoux, G. (2011), ‘Measuring young people’s citizenship competences’ European Journal of Education, 46(3), 354–372.